
Jurisprudentie
AT1969
Datum uitspraak2005-03-23
Datum gepubliceerd2005-03-23
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200407200/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-03-23
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200407200/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 27 maart 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ede (hierna: het college) aan de stichting "Het Maanderzand" vrijstelling als bedoeld in artikel 6, tweede lid, en 29, onder c, van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan "Kern Ede" en bouwvergunning verleend voor het vergroten en veranderen van het verzorgingstehuis op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie […], nummer […] (hierna: het verzorgingstehuis).
Uitspraak
200407200/1.
Datum uitspraak: 23 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonende te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 26 juli 2004 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Ede.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ede (hierna: het college) aan de stichting "Het Maanderzand" vrijstelling als bedoeld in artikel 6, tweede lid, en 29, onder c, van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan "Kern Ede" en bouwvergunning verleend voor het vergroten en veranderen van het verzorgingstehuis op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie […], nummer […] (hierna: het verzorgingstehuis).
Bij besluit van 27 november 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 juli 2004, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 27 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 10 november 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 12 oktober 2004 heeft de stichting "Het Maanderzand" een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2005, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. J.J.A. Ceelen, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door G.G.H. Rijkse, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar gehoord de stichting "Het Maanderzand", vertegenwoordigd door mr. J.W. van der Linde, advocaat te Ede.
2. Overwegingen
2.1. Blijkens de aanvraag voorziet het bouwplan onder meer in het bouwen van een woonvleugel aan het verzorgingstehuis, waarvan de begane grond zal worden gebruikt voor een verpleegafdeling en de overige 3 woonlagen voor huur- en koopwoningen voor ouderen met een zorgindicatie.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kern Ede" (hierna: het bestemmingsplan) rust op de gronden waar het bouwplan is aangevraagd de bestemming "Bijzondere wooncomplexen".
In artikel 6, eerste lid, van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan is bepaald dat de op de kaarten als bijzondere wooncomplexen (BW) aangewezen gronden zijn bestemd voor bebouwing met complexen ten dienste van de huisvesting van ouden van dagen en lichamelijk of geestelijk gebrekkigen, met de bij deze bestemming behorende andere bouwwerken, andere werken en tuinen.
2.3. Het hoger beroep van appellanten richt zich met name tegen het oordeel van de rechtbank inzake het beoogd gebruik van het bouwplan, in het bijzonder van de nieuwe woningen.
2.4. Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat redelijkerwijze niet valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet.
2.5. Dit betoog faalt. Blijkens de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting zijn de woningen een eigentijdse variant van de aanleunwoningen die zij voor een deel vervangen. De woningen zijn zodanig ingericht dat optimaal gebruik kan worden gemaakt van een door het verzorgingstehuis aangeboden zorgpakket, dat onder meer bestaat uit hulp op afroep, taken in het huishouden en de persoonlijke verzorging en sociale activiteiten. De woningen zijn gelegen boven een verpleegafdeling, waar ouderen met een zware zorgindicatie worden verpleegd. De woningen en het verzorgingstehuis staan binnendoor met elkaar in verbinding via een gang en, voor wat betreft de woningen gelegen op de tweede en derde verdieping, een lift. Met name vanwege de interne verbinding met het verzorgingstehuis en het zorgpakket dat ter beschikking staat is het college er terecht van uitgegaan dat de woningen zullen worden gebruikt door zorgbehoevenden of ouderen met een (te verwachten) zorgindicatie.
Dat de woningen niet alleen kunnen worden bereikt via de hoofdingang van het verzorgingstehuis maar ook via een andere ingang van het gebouw, waarbij tevens de parkeerplaatsen ten behoeve van deze woningen zijn voorzien, doet hieraan niet af. De omstandigheid dat de woningen zijn gelegen nabij een woonwijk die, zoals appellanten ter zitting hebben gesteld, ook aantrekkelijk is voor jongeren betekent niet dat dat eveneens geldt voor deze woningen. De eerder genoemde nabijheid van het verzorgingstehuis, in het bijzonder de verpleegafdeling op de begane grond van het nieuwe complex, maakt dat immers niet aannemelijk. Ook het feit dat het bouwplan voor een deel voorziet in koopwoningen geeft onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat het aannemelijk is dat het beoogd gebruik van deze woningen niet strookt met de bestemming. Dat koopwoningen eenvoudiger dan huurwoningen in strijd met de bestemming kunnen worden gebruikt, zoals appellanten hebben aangevoerd, geldt niet voor deze woningen in het bijzonder. Overigens is ter zitting door de vertegenwoordiger van de stichting "Het Maanderzand" verklaard dat de huidige kopers van de woningen allen ouder zijn dan 65 jaar en gebruik wensen te maken van het zorgpakket van het verzorgingstehuis. Voorts is het college, zoals ter zitting benadrukt, voornemens handhavend op te treden indien de woningen in strijd met de bestemming worden gebruikt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, Leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Sluiter, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Sluiter
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2005
292.